Extract uit tekst over de tentoonstelling ‘The Aerials of Sublime Transscapes’ – Lokaal 01/Breda - maart 2008 - Curator Sofie Van Loo.
HUGR, een werk dat Alda Snopek voor de eerste maal toonde (met performance) in het project ‘4 x 4 ‘ in Tromso (Noorwegen, 2007), toont een landschap op spiritueel-erotische wijze. Door middel van drie dimensionale videoprojecties onderzoekt Alda Snopek de bedriegelijke aard van de werkelijkheid en de transformerende 'mogelijkheden' van ruimte en (video)beeld. Uit al haar videowerken spreekt een fascinatie voor wat “achter” een beeld zit of er wel ergens aan vastkleeft, bijvoorbeeld wat zich achter een afgestreken gezicht van een persoon afspeelt. De kunstenares wil doordringen in het onzichtbare en oninzichtelijke kluwen van een persoon, een ding, een moment, maar ook in het ontnuchterend besef van de onmogelijkheid om deze complexiteit ten volle te kunnen opnemen. Het innemen van alle nuances en subtiliteiten aanwezig in een persoon, een ding, een moment zonder tot een destructieve daad over te gaan lijkt voor de mens een onmogelijkheid. In een zwartwitfoto van een met ijs en sneeuw bedekt zwembad bijvoorbeeld lijkt een in het midden oplichtend sneeuwoppervlak tevens een zonovergoten tunnel naar een andere wereld te zijn. Ze toont subtiel hoe een “hard” oppervlak ook een doordringbaarheid – en absorberingswaarde heeft, hoe een vlakke basis bij een andere blik een bijna magische opening, een passage kan worden. Het kijken naar een landschap lijkt zelfs niet zoveel te verschillen van het kijken naar een persoon. Ze lijkt zich telkens de vraag te stellen: waar is de opening in een landschap, in een persoon waar het gebundeld licht naar buiten kan komen? Alda Snopek neemt ‘overgang’ en ‘transformatie’ als uitgangspunt van haast elk videowerk. In Hugr bieden stadsplannen en landschappen geen overzicht en fungeren ze niet meer als een GPS-systeem. Het worden tussenzichten, inzichten, uitzichten waaruit nieuwe abstracties worden gecreëerd die een flux tussen materie (beeld) en het immateriële (verbeelding) evoceren. Alda Snopek suggereert de lagen van een innerlijk en uiterlijk affectief lichaam via een organisch aandoende verwebbing waarbij steeds meer complexe structuren en patronen oplichten. Het gaat hier niet om de verbeelding waarbij een mens innerlijke aspecten op een landschap projecteert of uitdrukt, maar om wat zich tussen landschap en mens kan afspelen of tussen mens en mens (intersubjectiviteit), of hoe vanuit een landschap en een mens, vanuit en tussen mensen deelobjecten en deelsubjecten worden uitgewisseld die nu net aan de act van het onderscheiden, de splitsing en de frontale botsing ontsnappen. Dit noemt Bracha L. Ettinger ‘transsubjectiviteit’. De titel Hugr is ontleend aan de Noorse mythologie en verwijst naar de wijsheid van intuïtie, de visionaire capaciteiten van in-zichten, uit-zichten en het vermogen om verlangens, intuïties, het pre-denken en pre-voelen, het na-denken en het na-voelen met elkaar te verbinden, zonder ze echter samen te smelten. In elk videowerk zoekt Snopek de grenzen op van verwarringen en confusies, maar prikkelt daarbij ook steeds de verbeelding, maakt steeds opnieuw ruimte voor de verbeelding vrij, wanneer het beeld te verstikkend, te beklemmend wordt. Dit videowerk is een ‘ode’ aan de levens- en transformatiekracht van de verbeelding en de affectief/ intuïtieve vermogens om tot kennis en inzicht te komen. In de Noorse mythologie zijn Hugin (van Hugr) en Munin (van Munr) de raven van Odin die elke dag over de planeet aarde vlogen om te kijken wat er aan de hand was. Bij hun terugkomst vertelden ze dit aan Odin. Munin betekent ‘geheugen’, het verleden dat doorwerkt in het heden. Hugr bestaat niet zonder Munr. Alda Snopek inspireerde zich voor dit werk ook op de ‘healing cults’ van de Sami Shamanen en het landschap van het noorden van Noorwegen waar de Sami nog steeds leven. De muziek met electrische viool, gecomponeerd door Kristen Mellem (die zelf Sami is) werd electronisch bewerkt door Snopek. In de video-installatie (zonder performance) van HUGR is voor de eerste maal de tegenwoordigheid van het lichaam zowel in de video dan als performatief gegeven (in letterlijk zin) verdwenen, wat een grotere abstractie verleent aan het werk. De opstelling is ook veranderd. In Tromso projecteerde Snopek nog op een immens, licht hellend vlak, waarop een glooiend landschap van het projectievlak een subtiele 3D-installatie maakte. In ‘The Aerials of Sublime Transscapes’ wordt dezelfde video verticaal geprojecteerd en wordt de muur een verticaal landschap, een schilderkundige installatie in een black box. In plaats van een lichaam dat doorheen een muur zou willen lopen, door een opening in een muur zou willen verdwijnen (vgl. Tunnelvision) is het de muur zelf die uit zijn voegen barst in deze installatie (vgl. Face-Lift). De titel Tunnelvision suggereerde het gevaar wanneer slechts op één variabele wordt gelet, het punt dat alle aandacht naar zich toe zuigt, waardoor andere gezichtspunten uit het beeldvlak verdwijnen en verbinding nog moeilijk of onmogelijk wordt (vgl. fascinatie Thys). De reële ruimte, een doodlopende, smalle gang in de tentoonstellingsruimte Croxhapox (Gent) werd bij de performance/ video Tunnelvision letterlijk bedekt en verborgen onder haar illusoire variant, een videoprojectie van dezelfde gang. Een opeenvolging van een reeks gecontroleerde handelingen die de performer in deze reële en virtuele ruimte stelde en tegelijkertijd vastlegde, werden in situ geprojecteerd. De reële grenzen van de ruimte worden door deze videoprojectie gemanipuleerd, subtiel verlegd en schijnbaar veranderd. Dit illusionistisch spel van echt en schijn wordt versterkt door een transparant raster dat de reële gang de tweedimensionaliteit van een vlak verleent en het geprojecteerd videobeeld een driedimensionaal gehalte meegeeft. Het projectiebeeld valt schijnbaar samen met de reële ruimte, maar oefent er ook druk op uit, wat de suggestie van expansie en inkrimping van de desbetreffende ruimte veroorzaakt. Ook in haar performance-installatie Face-Lift werd de kijker op een vergelijkbare manier op een dwaalspoor gezet (Huis van Alijn, maart 2003). Bij momenten leek het alsof een hologram van een gelaat uit de muur tevoorschijn kwam, terwijl ‘simpelweg’ een gipsen afdruk van het gezicht van de kunstenares op de muur was bevestigd. Op dit gelaat werden afwisselend het beeld van een oude vrouw, ontleend aan een foto uit de collectie van het Huis van Alijn, en beelden van lagen behangpapier die van de muur werden afgetrokken, geprojecteerd. Het leek alsof achter het behangpapier het gezicht van een geest opdoemde om te materialiseren. Tegelijkertijd scheurde een hand lagen papier-huid van het gezicht, maar kwam nooit tot de verlangde kern, namelijk wat achter het door de videoprojectie bedolven, ‘verstard’ gezicht van de kunstenares kon zijn verborgen. Alda Snopek heeft een voorliefde voor dergelijke, bedrieglijke spelletjes, maar ze doorprikt eveneens graag dezelfde, gecreëerde illusies. Een simulatie betekent geen ontdubbeling, het is een verglijding, een transformatie in het geval van de videokunst van Alda Snopek. In Tunnelvision (2005) zijn de handelingen van de in situ gefilmde en geprojecteerde performer erop gericht het schijnbaar samenvallen van de reële ruimte met de representatie van de ruimte te willen voorkomen of voortdurend te doorbreken. De acties zijn er namelijk op gericht de besloten illusoire ruimte te verbreden, te verlengen en ‘open’ te maken. De geprojecteerde performer liet zich ondermeer vallen tegen de muur, duwde tegen de muur, duwde zich af, hing al zittend tussen twee muren , enz. De verandering van de ruimte was subtiel, haast onzichtbaar. Is het de pulserende ruimte die inwerkt op de performer of de performer die invloed uitoefent op de ruimte? Het valt moeilijk uit te maken. Maar welke ruimte dient te worden opgemaakt: de reële en/ of de verbeeldende? En welke ruimte ligt er achter de opengemaakte ruimte? Een reële en/ of een spirituele, een affectieve, een verbeeldende? In bepaalde houdingen leek het lichaam van de performer over te gaan in een architecturaal element van de ruimte en wordt het een abstracte lijn tussen twee verticale elementen. Wanneer een bepaalde houding even wordt aangehouden, lijkt het lichaam ruimte te willen worden. Wanneer deze houding vervolgens wordt losgelaten, wordt het lichaam terug een lichaam dat handelingen doet in de ruimte. In Sofah (2006), Underground (2006) en Metramorfoses (2007), geïnspireerd op een concept van Bracha L. Ettinger, werd een lichaam (het lichaam van de kunstenares/ performer) gescand door het videobeeld – de performer fungeerde als projectiescherm - zonder het daarom op chirurgische wijze te penetreren. Alda Snopek fungeerde als een kosmonaut zwevend in de ruimte - Superman en Spiderman waren overigens ooit de helden van de Snopek - wiens ‘affectieve aerials’ werden ‘blootgelegd’. De videowerken van Alda Snopek werken steeds bezwerend in op de kijker, werken in op zijn fascinaties en zitten steeds op dat grensvlak tussen fascinatie/ het affect/ het sublieme en de verbeelding. Bij enkele try-outs en live vertoningen heb ik mogen meemaken dat ‘het’ kijkers onderuit haalt en dat kijkers inderdaad trachten ‘dingen’ te herkennen in wat onder hen, voor hen gebeurd en van de ene verbazing in de andere vallen en meestal ‘op het einde’ van de loop gaat men over van het herkennen naar een erkennen van een ‘ontmoetend-gebeuren’.
|