Face-Lift, een videoinstallatie van Alda SnopekHuis Van Alijn, Gent, 25 maart 2004Sofie Van Loo Alda Snopek is gefascineerd door het moeilijk kunnen vasthouden van momenten die kunnen (aan)raken. Zij toont in haar fotografisch werk en in haar videoinstallaties het onstabiele, tijdelijke en fragiele karakter van een “mooi” moment door zijn naderend keerpunt of een net voltrokken verglijding te laten doorzinderen. Een poëtisch beeld krijgt dan een onheilspellende ondertoon, die echter nooit volledig wordt aangehouden. In de performatief opgeladen videoinstallatie Vers, die samen met Ilse Roman en Els Soetaert ontstond (Vooruit, Gent, 2003), liet de kunstenares dan weer vanuit de kille, afstandelijke atmosfeer van een laboratorium beelden van tederheid, warmte ontstaan. Vanuit een dergelijke ambiguïteit ontstaan vaak passages naar het andere, doorgangen naar het vreemde, het onbekende. De kunstenares neemt de haast onmogelijke taak op zich om dat wat “achter” een beeld zit of er wel ergens aan vastkleeft, bijvoorbeeld wat zich achter een afgestreken gezicht van een persoon afspeelt, suggestief en intuïtief in het beeld te laten doorkomen. De kunstenares wil doordringen, binnendringen in het onzichtbare en oninzichtelijke kluwen van een persoon, een ding, een moment, maar ook het ontnuchterend besef van de onmogelijkheid om het ten volle kunnen opnemen of innemen van alle nuances en subtiliteiten aanwezig in een persoon, een ding, een moment zonder tot een destructieve daad over te gaan, blijft voortdurend aanwezig. De opdringerige tijd begeleidt steeds haar werken, een lineair tijdsverloop dat bij momenten misschien nostalgisch wordt “vertraagd”, krijgt toch steeds de ruimte om cyclisch te worden verdiept. Dat wat schijnbaar verdwijnt, komt al dan niet onder andere gedaanten, opnieuw tevoorschijn. Uit dat wat vervaagt, lichten steeds nieuwe patronen op. In een zwartwitfoto van een met ijs en sneeuw bedekt zwembad bijvoorbeeld lijkt een in het midden oplichtend sneeuwoppervlak tevens een zonovergoten tunnel naar een andere wereld te zijn. Ze toont subtiel hoe een “hard” oppervlak ook een doordringbaarheid – en absorberingswaarde heeft, hoe een vlakke basis bij een andere blik een bijna magische diepte kan worden. Het kijken naar een landschap lijkt zelfs niet zoveel te verschillen van het kijken naar een persoon. Ze lijkt zich namelijk de vraag te stellen: waar is de opening in een landschap, in een persoon waar het gebundeld licht naar buiten kan komen? In haar videoinstallatie ‘Face-Lift’ inspireert Alda Snopek zich op een oud, vergeeld fotoportret van een bejaarde vrouw, die in de inkomruimte van het Huis van Alijn te Gent permanent wordt tentoongesteld. Ze filmde de foto en verwerkte het beeld in haar videowerk. Dit werk fungeerde als een interventie in de met wekkers bezette, derde kamer op de eerste verdieping van het volkskundig museum. Alle deelnemende kunstenaars mochten voor één avond een kamer in het Huis van Alijn kiezen waarin zij zich het meest herkenden. Het mag geen toeval heten dat Snopek zich aangetrokken voelde door een ruimte die misschien wel het meest in het teken van de doortikkende tijd staat. Tussen twee fotoportretten van al lang overleden, onbekende Gentenaren, is een plank met tientallen, op te winden, wekkers zichtbaar. De videoinstallatie werd geprojecteerd net onder deze met klokken bezette schraag. Twee, bijna uit elkaar vallende, gezellige zitbanken werden voor de gelegenheid naar het werk toe gekeerd. Het is niet de eerste maal dat Alda Snopek een huiselijke, intieme sfeer oproept in haar videoinstallaties. Het gluren is in Face-Lift meer naar de achtergrond verschoven, maar het verlangen om diep te kruipen in een onbekende, in dit werk een overleden vrouw, loopt nog als een rode draad doorheen haar werk. Toch wordt ook de moeizaamheid van deze activiteit op subtiele wijze meer verdiept in Face-Lift. Lagen behangpapier worden door een hand losgepeuterd en van een muur gescheurd. Na elke laag behangpapier volgt een nieuwe laag met al gekkere motieven dan de vorige. Abstracte motieven wisselen af met felgekleurde bloemmotieven. Elke laag heeft zijn eigen levensgeschiedenis, tussen de muren hebben onbekende generaties mensen geleefd. Het afpellen van de lagen van het verleden lijkt bij momenten een (wan)hoopsdaad om tot de kern, de essentie door te dringen. De blote muur, de koude steen wordt echter nooit bereikt. Er wordt telkens opnieuw verder gepulkt, gescheurd, maar na elke opening volgt weer een andere opening. Wel doemt doorheen de flarden gescheurd papier, het hoofd op van een gerimpelde vrouw met strenge, priemende ogen, die als een hologram uit de muur komt. Dit lijkt een videobeeld in drie dimensies, maar als je langs de zijkant het werk bekijkt, blijkt een sculptuur van een gelaat aan de muur te zijn bevestigd. Het is de gipsen afdruk van het gezicht van de kunstenares. Alda Snopek maakt haar eigen House of Spirits, waarin een afdruk van haarzelf, een spoor van haar eigen lichaam en geest is vervat. De muur in Face-Lift heeft ogen gekregen, een dubbele blik, wat inderdaad ook iets luguber aan het werk verleent. Het lijkt zelfs alsof de huid van het gelaat van de oude vrouw samen met het behangpapier wordt afgepeld. Voor de dansvoorstelling Bobo in Paradise (Hush Hush Hush) creëerde de kunstenares in interactie met de choreografie van Abdelaziz Sarrokh de videobeelden. Eén van die beelden was dat van een oudere vrouw die zich ontschminkte. De angst om bij rotte huid of het verlangen om bij het bot uit te komen werd in haar videobeelden subtiel gesuggereerd, maar nooit letterlijk veruitwendigd. Alda Snopek is blijkbaar geboeid door het niet af te wenden verouderingsproces, de teloorgang van schoonheid en jeugd. In Face-Lift wordt de dreiging van de tijd kracht bijgezet door het geluid van de opgewonden, naast en door elkaar tikkende wekkers in deze kamer te versterken. Het lijkt alsof de kunstenares enkele sporen van Vers verder heeft verdiept en van een andere vorm heeft voorzien. Als performer projecteerde ze toen op haar rug een bewegend beeld van handen die deeg aan het kneden waren. Het leek alsof de handen daadwerkelijk ín haar doordrongen, haar diepste binnenste omwoelden. Tijdens deze performance projecteerde ze ook een open mond op haar buik en liet ze haar eigen handen suggestief aan de wonde voelen en haar vingers in deze opening glijden. Ze cirkelde rond het oninzichtelijk gegeven van de andere doordringen en door de andere doordrongen worden. De seksuele connotatie en de ook soms lugubere ondertoon in deze performatief opgeladen videobeelden bleven echter niet op dit niveau hangen, maar verschoven naar een religieuze, spirituele verdieping en ervaring. Alda Snopek heeft voornamelijk na het overlijden van haar moeder verscheidene literatuur over de dood doorgenomen en mogelijke houdingen zowel in de westerse als oosterse filosofie en religie bestudeerd. Ze herkent zich nog het meest in een cyclisch aanvoelen van dat wat sterft in andere vormen en gedaanten voortleeft. De videoinstallatie Face-Lift heeft een bezwerend, haast meeslepend effect op de kijker. Vanuit een regressie, het willen terugkeren naar een essentie, die verwordt tot de voortdurende herhaling van een zelfde cyclus- de videoprojectie wordt ook in loop afgespeeld – kom je als kijker in een vorm van trance terecht. Dit wordt versterkt door het subtiel integreren van beelden waarin het behangpapier lijkt te ademen of als een hart lijkt te bonken. De suggestie van een ineenkrimpende en weer uitzettende beweging geeft een (be)ademende, (be)levende intensiteit aan de ervaring van deze videoinstallatie. Wanneer je je hebt opengesteld voor de toch wel beangstigende en verlangende dimensies die in dit werk zijn verweven, kom je in een grensverbindende en heelmakende ruimtelijke installatie terecht, die deze stoffige kamer van het verleden, nieuw leven heeft kunnen ingeblazen. |