Het doorbreken van de illusoire ruimteAlda Snopek onderzoekt in Tunnelvision de verhouding tussen de reële ruimte en de (illusionistische) (re)presentatie van de ruimte door beiden samen te brengen in een ruimte van de performatieve transformatie. In het romantisch ideaal waarbij waarneming en interpretatie van de realiteit leidt tot een afstand nemen, betekent de gesubjectiveerde ruimte, de representatie van een innerlijke ruimte, eventueel een vlucht in de geïsoleerde ruimte van een groteske verbeelding. In het conceptueel principe lost het (handelend) subject (bijna) volledig op in de representatie van een door realiteitsfragmenten geïnjecteerde idee-ële en denkbeeld-ige ruimte en wordt erdoor geobjectiveerd en ge-reëeliseerd, eventueel ook gebanaliseerd. De aan- en uitknoppen lijken in beide ‘visies’ van plaats te zijn verwisseld, zodat de afsluiting van een bepaalde ruimte ten voordele van een andere plaatsvindt en een potentiële verbinding tussen innerlijke en zichtbare ruimte in beide gevallen grotendeels wordt verbroken. Zowel in het romantisch als het conceptueel principe lijkt dan ook vervreemding als enige uitweg te worden gesuggereerd. Wanneer Alda Snopek de illusoire ruimte projecteert op de reële ruimte, lijkt enkel haar transformerend/ performend lichaam, een samensmelting tussen illusie en realiteit te kunnen voorkomen. De reële ruimte, een doodlopende, smalle gang in de tentoonstellingsruimte Croxhapox wordt letterlijk bedekt en verborgen onder haar illusoire variant, een videoprojectie van dezelfde gang. Deze video-installatie die door een performance op het einde wordt doorbroken, is als een voorstelling in real time gestructureerd. Een opeenvolging van een reeks gecontroleerde handelingen die de performer in deze ruimte stelde en tegelijkertijd vastlegde, worden in situ geprojecteerd. De reële grenzen van de ruimte worden door deze videoprojectie gemanipuleerd, subtiel verlegd en schijnbaar veranderd. Dit illusionistisch spel van echt en schijn wordt versterkt door een transparant raster dat de reële gang de tweedimensionaliteit van een vlak verleent en het geprojecteerd videobeeld een driedimensionaal gehalte meegeeft. Het projectiebeeld valt schijnbaar samen met de reële ruimte, maar oefent er ook druk op uit, wat de suggestie van expansie en inkrimping van de desbetreffende ruimte veroorzaakt. Ook in haar vorige performance-installatie Face-Lift werd de kijker op een vergelijkbaar dwaalspoor gezet (Huis van Alijn, maart 2003). Bij momenten leek het alsof een hologram van een gelaat uit de muur tevoorschijn kwam, terwijl ‘simpelweg’ een gipsen afdruk van het gezicht van de kunstenares op de muur was bevestigd. Op dit gelaat werden afwisselend het beeld van een oude vrouw, ontleend aan een foto uit de collectie van het Huis van Alijn, en beelden van lagen behangpapier die van de muur werden afgetrokken, geprojecteerd. Het leek alsof achter het behangpapier het gezicht van een geest opdoemde om te materialiseren. Tegelijkertijd scheurde een hand lagen papier-huid van het gezicht, maar kwam nooit tot de verlangde kern, namelijk wat achter het door de videoprojectie bedolven, ‘verstard’ gezicht van de kunstenares kon zijn verborgen. Alda Snopek heeft een voorliefde voor dergelijke, bedriegelijke spelletjes, maar ze doorprikt eveneens graag dezelfde, gecreëerde illusies. Een simulatie betekent geen ontdubbeling, het is een verglijding. In Tunnelvision zijn de handelingen van de in situ gefilmde en geprojecteerde performer erop gericht het schijnbaar samenvallen van de reële ruimte met de representatie van de ruimte te willen voorkomen of voortdurend te doorbreken. De acties zijn er namelijk op gericht de besloten illusoire ruimte te verbreden, te verlengen en ‘open’ te maken. De geprojecteerde performer laat zich ondermeer vallen tegen de muur, duwt tegen de muur, duwt zich af, hangt al zittend tussen twee muren , enz. De verandering van de ruimte is subtiel, haast onzichtbaar. Is het de pulserende ruimte die inwerkt op de performer of de performer die invloedt uitoefent op de ruimte? Het valt moeilijk uit te maken. Maar welke ruimte dient te worden opgemaakt: de reële of de illusoire? En welke ruimte ligt er achter de opengemaakte ruimte? Een reële en/ of een spirituele? In bepaalde houdingen lijkt het lichaam van de performer over te gaan in een architecturaal element van de ruimte en wordt het een abstracte lijn tussen twee verticale elementen. Wanneer een bepaalde houding even wordt aangehouden, lijkt het lichaam ruimte te willen worden. Wanneer deze houding vervolgens wordt losgelaten, wordt het lichaam terug een lichaam dat handelingen doet in de ruimte. De transformatie van de ruimte betekent bij Alda Snopek vaak een performatieve interpretatie van de ambigue blik. De titel geeft al aan dat een ruimtelijk element, de gang/ tunnel wordt verbonden met de blik. De priemende, zich toeëigenende blik, d.i. de (aan)rakende blik, de blik die ook ergens wil doorkijken wordt via deze video-installatie en performance verbonden met de inwaardse blik van de innerlijke, gefragmenteerde belevingswereld. Wat neemt een subject waar en wat ervaart iemand bij een (harde) confrontatie? Wat wordt er opgenomen en wat tegengehouden? En wat is de reactie op een confrontatie, wat gaat naar buiten, wat wordt er ingehouden? Hoe wordt er met andere woorden geselecteerd, geïnterpreteerd, getransformeerd en gedeeld? Bij aanvang van deze ‘voorstelling’ staat de gefilmde performer met haar rug tegen de muur en kijkt het publiek, vanop een afstand, enkele minuten aan. De ‘echte’ kunstenares-performer bevindt zich ‘anoniem’ onder het publiek en kijkt samen met haar publiek naar zichzelf. Tunnelvision is een werk over de dysfunctie van communicatie, over hoe de blik van de andere te overleven. Het verlangen om achter de muur te willen kruipen, doorheen de muur te willen gaan, suggereert niet alleen de omgang van de verlegen mens met een confronterende wereld, maar ook de zoektocht van een nieuwgierig iemand die de muren van (zijn eigen) dubbelzinnigheid en contradicties wil verkennen in de hoop dat daardoor een vernieuwde communicatie/ verbinding mogelijk wordt (vgl. behangpapier in Face-Lift). De titel Tunnelvision suggereert ook het gevaar wanneer slechts op één variabele wordt gelet, het punt dat alle aandacht naar zich toe zuigt, waardoor andere gezichtspunten uit het beeldvlak worden verwijderd en verbinding nog moeilijk of onmogelijk wordt. Het getuigt van enige ironie dat het op de achtermuur geprojecteerd visioen van een tunnel, de weg naar het licht, de drukkende ruimte wel degelijk in ruimtelijke zin verlengt en verbreedt. De geprojecteerde performer keert haar publiek de rug toe, wil haar publiek verlaten door de ladder naar boven te nemen, het licht tegemoet. Toch komt zij de ladder af, stapt op het publiek af, tot aan het transparant scherm. De echte performer onttrekt zich uit het publiek, stapt op zichzelf toe en wat met de reële ruimte is gebeurd, voltrekt zich nu op het lichaam van de performer. Het gezicht is de plaats waar de innerlijke ruimte het meest naar buiten kan komen. Sofie van Loo. |