‘Underground’ Tekst nav. de groepstentoonstelling ‘Gorge(l)’, KMSKA, 2006
Sofie Van Loo, extract uit [tent.cat.] Gorge(l). Beklemming en verademing in kunst/ Oppression and Relief in Art, krit. uitg. door Sofie Van Loo, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 2006, p. 63-65 (Nederlands) en p. 57-59.
Whose phantom is it? Whose crypt is it?
In process of co/in-habit(u)ating, the artist brings into being the art I call ‘transcryptum’...the lifting of the world’s hidden memory from its outside with-in-side.
Bracha L. Ettinger
De suggestie van haast vallen, opstijgen en gaan hangen tussenin wordt ook subtiel geëvoceerd in de audiovisuele (performance-)installatie SOFah! (2006, afb. 5a-c) van Alda Snopek (°1971). Via een trap bereikt de toeschouwer een verduisterd platform met een uitsparing in het midden dat een inkijk biedt op een lager gelegen niveau. In deze diepte ontwaar je vaag de contouren van een liggend lichaam dat verlicht wordt door het licht van een projector. Een scanner beweegt traag over het lichaam en bedekt het met een nieuwe, virtuele huid. De scanner penetreert het lichaam niet, kijkt niet naar binnen, maar bedekt het. Het (echte) lichaam wordt opgelicht door dit geprojecteerde videobeeld. Alda Snopek filmde haar eigen liggend lichaam, bewerkte, manipuleerde en monteerde de beelden en projecteerde tijdens de performance de ‘film’ van bovenuit op haar eigen lichaam. Ze creëert met 'oudere' media als video en performance artistieke aspecten die in eerste instantie aan de nieuwe, experimentele media worden toegedicht. De kunstenares herinnert op deze wijze aan oudere technieken die de suggestie van drie dimensies wilden oproepen. Hologrammen zijn de voorlopers van de 3D-animaties die in de nieuwe media worden aangewend.
De lichaamscontouren vallen echter niet volledig met elkaar samen, ze trillen over en langs elkaar heen. Een tweede laag van een echobeeld wordt over de eerste videolaag heen gescand. Drie lichamen afkomstig van één persoon reageren woelend en wriemelend met elkaar, zodat een scheidingsproces noodzakelijk wordt. Het worden twee aparte entiteiten, die elkaar niet loslaten, maar als de joker op een speelkaart in elkaar zijn geschoven. Ze betasten elkaars armen, glijden over en in elkaar heen en ontketenen een beenloze dans. De ‘bovenste’ maakt met de hand de buik van de ‘onderste’ open, nestelt zich in de buik en verdwijnt uit beeld. Een keizersnede lijkt te zijn aangebracht om zwanger te geraken van een ander zelf. Een knipoogje naar haar vorige performance-installatie Vers (2004) en de film Videodrome (1983) van David Cronenberg, waar Max Renn, gespeeld door James Woods, verslaafd wordt aan een illegaal televisieprogramma dat een signaal uitzendt dat hallucinaties en fysieke veranderingen bij de protagonist teweegbrengt. Eén van die fysieke veranderingen is de buik die zich opent, waarin hij met zijn eigen hand tast om er een tevoren in verloren revolver of een door het verantwoordelijke bedrijf ingestoken videocassette uit te halen. In haast alle films van David Cronenberg komen lichaamsvreemde dingen in het lichaam terecht of ondergaan een metamorfose (The Fly, 1986). In deze audiovisuele installatie van Alda Snopek kruipt een ‘eigen’ lichaam in het lichaam van zichzelf.
De hand is een motief dat wel vaker terugkomt in het werk van Alda Snopek, maar bijvoorbeeld ook bijzondere aandacht krijgt in de performancekunst van Merlin Spie of de schilderkunst van Diane Bogaerts, de sculpturen van Berlinde De Bruyckere en de fotografie van Francesca Woodman. Bij Alda Snopek is de hand vaak verwikkeld in een openmakende of (open)duwende handeling. In haar video-installatie Face-Lift (Huis van Alijn, Gent, 2003) bijvoorbeeld scheurde een hand lagen behangpapier van een gezicht, op zoek naar wat achter de muur, achter het beeld van een verstard gezicht zou kunnen zijn verborgen (vgl. Francesca Woodman, zie verder).
In één van de kamertjes van het Huis van Alijn waar de belangrijkste overgangsrituelen van geboorte tot dood van de eerste helft van de twintigste eeuw via objecten en foto’s worden uitgebeeld, leek er naast een collectie wekkers op een plank een hologram van een gelaat uit de muur tevoorschijn te komen. Het was echter geen hologram, maar een gipsen afdruk van het gelaat van de kunstenares. Op dit gelaat werden afwisselend het beeld van een oude vrouw, ontleend aan een foto uit de collectie van het Huis van Alijn en beelden van lagen behangpapier die van de muur werden afgetrokken, geprojecteerd. Tot de verlangde kern kwam de hand nooit. De dingen die onder je eigen vel of de huid van een ander bewegen blijven grotendeels oninzichtelijk, maar het gezicht is wel de plaats waar de innerlijke ruimte het meest naar buiten kan komen, de meest naakte plek, zeer gevoelig voor gezichtsverlies. Gezichtsbedrog als visueel, illusionair spel is een element dat in elke video-installatie van Alda Snopek aanwezig is. In Tunnelvision (Croxhapox, Gent, 2005) projecteerde ze een gefilmde ruimte waarin de kunstenares bepaalde handelingen stelde op de reële ruimte, een doodlopend gang in de Croxhapox. Ze voegde er nog een performancegegeven bij, waardoor het gefilmd beeld van de performer en de ‘echte’ performer met elkaar in interactie gaan. Het filmmedium wordt in combinatie met performance gebruikt om het spel tussen echt en schijn/illusie in een ruimte ‘af te tasten’. In SOFah! gebeurt dat met de hand en de mechanische arm van een scanner.
Handen raken aan, betasten, nemen (objecten) vast, trekken zich terug, stellen gebaren, doen pijn, vernietigen, stellen gerust, helen, bezige handen creëren. Bezige handen verwikkeld in (handen)arbeid of die een bepaalde handeling stellen, suggereren ook een toestand van concentratie. De hand kan aangeven hoe een mens in een werkproces kan opgaan, maar de handen denken ook buiten het rationele denken om. In de woorden van Julia Kristeva: Nulle distance entre la pensée et la main: leur unité instantanée saisit et retrace, dans les corps visibles, l'intériorité la plus concentrée. Iets in de hand nemen geeft ook ‘het nu’ aan. Emmanuel Levinas zei in een gesprek met Bracha L. Ettinger: En Français nous avons cette expression merveilleuse: maintenant-le présent. Main-tenant. Le présent, c’est ce qui correspond à la main – c’est ce qu’on peut travailler, prendre, com-prendre. ‘Howé’ (en hébreu: c’est la main-tenant: ma shenichnas layad (en hébreu: ce qui entre dans la main). Dans la structure de l’intentionnalité, connaître ou voir, comme prendre à la main, ramènent le passé et l’avenir au présent, l’Autre au même. Ceci est différent de l’idée du passé comme dû à la relation avec Autrui. C’est ce que je vous ai dit tout à l’heure: devant le visage de l’Autre? Je suis déjà obligé; avant de l’avoir vu, et même si son visage est caché.
Bracha L. Ettinger spreekt over het verband tussen de lijn, ‘het brein van de hand’ en (creatieve) vrijheid. The line is also ‘a means of transport’. A superimposition that flattens, consciousness in expansion. Brain of the hand. And all that which does not come through the eyes, still perceived, from the interior or the exterior...Touch in another way-wisdom on the hand’s brain that lives in the space of painting.The hand is another thought. Hearing or not hearing thought which the hand meets. The freedom of the hand and the thought of the hand; the freedom of the line and the grains; the thought of the lines and the grains. The hand-line is a thought of painting. The hand-grain too.
Men spreekt in het kunstdiscours graag over hoe de ‘nieuwe’ media (fotografie, film, computer, enz.) de schilderkunst hebben beïnvloed, maar heeft de schilderkunst de nieuwe mediakunst en de installatiekunst niet evenzeer beïnvloed? Zeker op het vlak van het lagen en ontlagen gaat de vergelijking op.
De scanner in de installatie van Alda Snopek veegt de resterende huidlagen weg en legt een complex kluwen van zenuwbanen en het gebeente van een hand vrij. Een tweede scanner trekt het geheel open tot een webvormig kluwen dat steeds nieuwe, meer ingewikkelde vormen aanneemt. Het lichaam wordt een landschap. Alda Snopek toont de lagen van het innerlijk lichaam via een organisch aandoende verwebbing, die steeds meer complexe structuren en patronen laat oplichten. Een afbeelding van het ‘subtiele lichaam’, waarbij in plaats van de zenuwbanen en de aders de spirituele energielijnen en –patronen worden aangeduid, kunnen voornamelijk in de Oosterse tradities worden aangetroffen (afb. 6a-b). In de installatie van Alda Snopek verschijnt het innerlijk lichaam in zijn spirituele dimensies. Het spirituele lichaam wordt een landschap, een netwerk, een zin- en betekenisgevend web.
|